LL-L "Vexillology" 2010.08.03 (01) [EN]

Lowlands-L List lowlands.list at GMAIL.COM
Tue Aug 3 17:06:27 UTC 2010


=====================================================
*L O W L A N D S - L - 03 August 2010 - Volume 01*
lowlands.list at gmail.com - http://lowlands-l.net/
Posting: lowlands-l at listserv.linguistlist.org
Archive: http://listserv.linguistlist.org/archives/lowlands-l.html
Encoding: Unicode (UTF-08)
Language Codes: lowlands-l.net/codes.php
=====================================================


From: Roger Thijs, Euro-Support, Inc. <roger.thijs at euro-support.be>

Subject: LL-L "Vexillology" 2010.08.02 (01) [EN]



I have been thinking about the effect of *Flags* and other symbols on the
effect of making people aware of language identity.



I my case (as to the position of Dutch, wriongly called Flemish, in Begium),
I was warmed up by Flemish nationalistic* literature*.



In the early sixties I was in middle school and one of our favorites, tough
bombastic and dating from the romantic period end of the 19th century, was a
speech by Verriest from 1872 (from a time when the school education system
in Flanders was French-only).



For Verriest: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hugo_Verriest



We learned it all by head in school and it was our favorite for showing our
orator skills.



I try to translate a couiple of statements. The full text in Dutch follows
below.



*There has been a nation once, noble and big, known all over the world. For
five sixhundred years you couldn't visit a region under the sun, where the
Flemish was not known, appreciated and praised.*

*Many in Europe almost do not know anrymore that there still exist Flemish
people.*

*... Well, that great, that noble people, must raise again under the sun,
live, move, talk, work, in one word exist - No other people, no new people,
that people.*

*... That peope had freedom ...*

*... That people had power......*

*... That people had industry and world trade ...*

*... That people had art ...*

*... That people had a language ...*

*... That people had a religion ...*

*... That people had its own form, attitude, thought, soul and education.
The Flemishman was Flemishman. Today a Frenchman is still a Frenchman, an
Englishman is still an Englishman, a German still a German, but a
Flemishman, what is a Flemishman?....*



The Flemish youngsters, fed by this chearing-up language, kept some of this
spirit when active later in professional life and got the situation stepwise
reversed (over more than 100 years).



Dutch text below quoted from:

http://www.vrijvanzegel.net/blog2/index.php?/archives/291-Een-ordewoord-van-136-jaar-geleden.html



*In 1872 reeds hield Hugo Verriest in Roeselare een toespraak voor de
Vlaemsche Beweeging. Deze toespraak zou later het programma worden van het
flamingantisme.*



“Eertijds heeft er een volk bestaan, edel en groot, de wereld rond bekend.
Over vijf-, zeshonderd jaar en hadt Gij onder de zon geen bezochte streek
gevonden waar men den Vlaming niet kende, waardeerde en prees.
Velen in Europa zelf weten bijna niet meer dat er nog Vlamingen bestaan.



Een mijner beste vrienden was eertijds te Wenen, in Oostenrijk, en verbleef
daar enige maanden. In kennis met Duitse lieden, die vrienden geworden waren
en hem voor Belg aanzagen, zei hij eens dat hij Vlaming was,



- “Vlaming,” antwoordde men hem, “Vlaming, dat is toch van dat oude
Vlaemsche volk niet, met zijn uitgestrekten handel, met zijn kunst, met zijn
machtige legers, die vochten met de Oostenrijkers tegen Franse inbreuk? Dat
volk is lange dood!”



Maar als zij hoorden dat hij oprecht Vlaming was van oud ras en van ouden
eed: oh! Dan rees hij hemelhoog in hun gedacht. Belgiën kenden zij wel! Dat
klein land, liggende tussen Frankrijk en Duitsland. Maar Vlaanderen, ’t oude
Vlaanderen, met geheel zijn verleden, oh! Dat was wereldgroot.



Welnu, dat groot, dat edel volk moet wederom onder de zon komen, leven,
roeren, spreken, werken, in een woord bestaan. – Geen ander volk, geen
nieuwe volk, dàt volk.



Dat volk had vrijheid. Als geheel Europa nog in een soort van dienstbaarheid
stond en den dwang op zijn schouders en in zijn hert gevoelde: het Vlaemsche
volk alleen mocht van rechten spreken, zijn prinsen en heren vrij in het
gezicht kijken en zeggen: “Wij willen!”.



Hebt gij nog Brugge bezocht en zijn schonen Halletoren? Veertig trappen hoge
ligt er een zale, onder en boven stenen gewelven, achter muren van drij voet
dikke. In die muren is er een diepte gewricht, bevrijd door twee ijzeren
traliedeuren. Achter die traliën liggen er onroerbare, zware, eiken koffers,
geheel en gans met ijzer belegd en beslaegen. Een resem sloters zijn er
nodig om ze te openen en ieder slot is verschillig. ’t Bestier had een
sloter, de Stad en de Dekens der gilden…



Allen moesten tegenwoordig zijn om de koffers open te doen. Daarin lagen de
vrijheden en de voorrechten ofte privilegieën, en zo een van hen had durven
een inbreuk beproeven, oh! Dan zong de stormklok haar lied, de vaandels
wapperden, de klaroenen schetterden, de trommel sloeg en de wapens klinken
door de straten en op de vrije merct.



Gij kent de historie van Maximiliaan (van Oostenrijk) en zijn gevang te
Brugge, van Karel De Stoute te Gent, van de Witte Kaproenen, van de machtige
Gilden en van het vrij spreken van de vrije volk! Gij kent de wonderbare
namen van ons oude volk: de Coninck en Breydel, Artevelde, Yoens, vanden
Bossche, Ackerman en Zannekin en honderd anderen.



- “Bij de Grieken”, zegt een onzer schrijvers, “zouden het halve goden
geweest zijn, in Vlaanderen waren het burgers”.



Dat volk had macht. De vaderlandse historie is als een wonderbaar boek. Dat
kleen groot Vlaanderen staat tegenover machtige koning- en keizerijken, met
het zweerde in de vuist en den gulden mantel op de schouderen. Het en buigt
noch en wijkt voor niemand. Filips de Schone heeft het ondervonden te
Kortrijk en te Rijssel, en Lodewijk van Neders en Lodewijk van Male en al de
koningen en graven die eens meester waren over Vlaanderen. De historie van
Engeland, Oostenrijk, Frankrijk en Spaniën draagt den Vlaemschen naam op
ieder blad. Portugaal heeft zijn bestaan aan enige honderden Vlamingen te
danken. Spreekt dan nog van die reuzentwisten tussen de Vlaemsche steden!
Twintig andere natiën en volken zouden ineengestort zijn en waren bezweken
onder zulk geweld, zulken twist en tweedracht. Maar Vlaanderen stond pal
gelijk de rotse!



Vlaanderen heeft aan alle stormen wederstaan, maar nu wierd het stillekens
ondermijnd en het dreigt in te storten en te verdwijnen.



Dat volk had nijver en wereldhandel. Gij kent allen zijn vrije merkten, en
zijn volk- en schatrijk steden. Heden nog spreken zij luide genoeg van
verleden welvaart. Doorloopt eens Brugge met zijn hallen, landhuizen, panden
en markten. Weet het alleenlijk nog hoevele duizende schepen er binnen
kwamen gevaren op een jaar, tot onder afgemeter Waterhallen van de grote
merct, waar zij in ’t droge losten en laadden? Ei, wat kinderen om in die
paleizen te wonen! Oosten en Westen, Zuiden en Noorden kwamen samen in
Vlaanderen om ontelbare schatten te verwisselen.



Dat volk had kunst. Nu nog staan twee schilderscholen door geheel de wereld
bekend en het goud rolt op hun doeken. Beziet ook zijn stadhuizen, zijn
hallen, zijn kloosters en prachtige kerken. En Van Maerlants lied is nog
niet vergeten.



Dat volk had een tale. Uitdruk van eigen bestaan, gepeis en gevoelen. Het
sprak en schreef zijn eigen woord met koningen en prinsen. Het handelde zijn
eigen zaken met eigen tonge. Scheef eigene wetten in eigene tale. Oordeelde,
bestierde, sprak, bad in eigen woord en leefde in zijn Vlaemsch.



Dat volk had Godsdienst. Beziet dat oud Vlaemsche volk. Overal, in zijn
werken vindt hij den stempel van zijn christen gelove geprent. Proeft eens
of gij u den ouden waren Vlaming in het gedacht verbeelden kunt, zonder zijn
godsdienst en christenheid. Neen, gij en kunt niet! Gij, noch niemand!



Dat gevoelen ligt in zijn gepeis, in zijn hart, in zijn werk, in zijn woord;
ja, in zijn woord. En de gesprokene tale, die ons in Vlaanderen onverbasterd
overblijft, zit er vol van. Zijne gebruiken, de oude Vlaemsche gebruiken,
spreken van niets anders. Gaat eens in een huis te lande, waar het Frans
door doorgewaaid heeft, en ziet wat ouders en kinders, meesters en werkliên
daar doen van den vroegen morgend tot den laten avond, van den herfst tot
den oogst, en gij zult den christene glans kennen van het oude Vlaanderen.
De geschiedenis vertelt luide genoeg voor wie niet doof is.



Dat volk had een eigen gedaante, houding, gedacht, inborst en opvoeding. De
Vlaming was een Vlaming. Vandaag nog is een Fransman Fransman, een Engelsman
een Engelsman, Een Duitser Duitsman; maar een Vlaming, wat is een Vlaming?
Waar is zijn eigen gedacht over eigenheid, over weerde, over schoon, over
land en taal? Wat in Frankrijk geprezen is, wordt in Vlaanderen geprezen, en
wat daar vereerd wordt, is het hier ook. Wat daar veracht wordt, is het hier
ook. En zo een Franse onnozelaar lacht en spot met den wijzen en
treffelijken man, omdat zijn kleed wat te kort of te lang, te smal of te
breed is, de Vlaming kan dat nu ook.



Waar is de Vlaemsche rechtzinnigheid, rondborstigheid, treffelijkheid en
mannemoed? Waar is zijn fiere houding en edele trotsheid? Oh! Zei Karel de
Stoute, Gij mannen van Vlaanderen, hebt harde koppen en fiere taal, maar dat
zal ik u afdoen… Maar hij heeft het laten steken.



Waar is de Vlaemsche opvoeding, waar is de Vlaming die zonder in het zijn
Frans zijn eigenaardigheid te gaan verliezen, opgevoed wordt? Zijn gedacht
en zijn vorm van gevoelen, zijn hart, zijn lichaam zelve wordt verfranst
opgekweekt, en moest er een Vlaemsch Collegie gesticht worden, hoeveel
ouders zouden er hun kinders naartoe zenden?



Zo heeft er dan een volk bestaan dat van boven tot beneden één was en
Vlaemsch, dat volk moeten wij doen herleven, en ik zeg het nog een keer,
geen ander, geen nieuw; dàt volk!



Dat volk heeft zijn roem en luister, zijn macht en sterkte, zijn neringen en
rijkdommen gehaald uit eigen gedacht, wil en bestaan. Wat is er in
Vlaanderen veranderd? Het ligt nog op dezelfde plaats zo ik mene! De zee
woelt nog op zijn boorde; Schelde en Leie stromen nog door zijn velden en
steden; ’t land is even ruchtbaar! Wat is er veranderd en waarvan is
Vlaanderen gezonken? Het heeft zijn leven en eigenaardigheid verloren.



Wij moeten het doen herleven in ons eigen. Oh! ’t En is niet gelijk velen
peizen, ’t en is niet van ’t bestier des lands, van de provincie niet dat
het Vlaemsch moet komen. ’t Is van ons; ’t is wij die het moeten naar boven
dwingen. Hebt gij dan de oude historie van Vlaanderen vergeten? Hebben de
heren en prinsen het Vlaemsch volk gesticht? Zij schrikten er van. Maar ’t
Vlaemsch volk ging in ’t geheim, hand en hand, naar het gekende doel. Het
ging en kwam er. Wij ook wij moeten gaan, Wij! – wij moeten werken, Wij! –
’t Is in ons dat het Vlaemsch volk eerst moet bestaan; in onze geest, in ons
hert, in onzen willen werk. Eerbiedigen wij dan het Vlaemsch in onze
gedachten en hun vorm, in onze gevoelens en in ons spreken.



Oh! Ik heb den tijd geweten dat ‘t een ere was van geen Vlaemsch te kunnen,
en zeidt ge van iemand dat hij waarschijnlijk geen Vlaemsch sprak maar Frans
alleen, hij nam zijn hoed af en loech u minlijk en dankbaar toe. Er zijn er
eilaas nog zulken, maar God zij gedankt, ’t zijn degene die de bovenkamer
wat ijdel dragen en wien de hersens onder de pan niet te zwaar en liggen.



Wij moeten Vlaemsch zijn in ons eigen, in onee gevoelens, in ons weren. Wij
moeten Vlaemsch zijn in huis, in familie, in opvoeding en gebruiken met de
twee handen houden en ervan al hetgeen onze grootheers en ouders achterlaten
van Vlaemsche doeningen en Vlaemsche zeden.



Niet alleenlijk in huis, wij moeten Vlaemsch zijn buiten, in het openbaar
leven, op straat, op ijzeren wegen, in geheel onzen handel en wandel, daar
taal, doenwijze, zeden, Vlaemsche beleefdheid dragen.



Wij moeten Vlaemsch zijn in onze betrekkingen met overheid en met bestier.



In een woord wij moeten het Vlaemsch in geen pakske dragen dat wij van tijd
tot tijd open doen, wij moeten Vlaemsch zijn, zijn! Wij moeten het vrij
gevoel, de macht, het werk, de kunst, de tale, den godsdienst, de
eigenaardige hoedanigheden en deugden in ons doen herleven en in ons dragen.



Die daar tegenwerkt, verandert, verkrenkt en verderft of vermoordt de
Vlaemsche beweging. Nooit heeft hij ze verstaan. Hij weet niet waar hij
naartoe wil. Hij zoekt geen Vlaemsch, maar wat nieuws, dat Vlaemsch heet,
maar niet is, en sterven moet.



Dat volk moeten wij weer opbrengen, want het en bestaat niet meer tenzij in
zijn ondersten grond en wortel. Het bestaat nog in den landsen burger en
boer. Hij, en hij alleen heeft nog tale, gebruiken, Vlaemschen aard en
kinders; maar hij en heeft in ’t algemeen noch geleerdheid, noch opvoeding,
doch beschaving, en mist anderen hoedanigheden van den ouden Vlaming.



Dat en zeg ik niet uit smaad en tot schande. Neen! Ik wete te wel van wien
ik geboren ben en heb te veel eerbied voor zijn gezond en gegrond oordeel en
voor zijn mannelijke deugd, voor zijn treffelijkheid en voor zijn Vlaemsch
gemoed en inborst. Ik stelle hem verre boven ons: wij zijn de
uitsteekberden, en hij de eiken stam; wij zijn beschilderd en versierde en
dragen gulden letters, maar ’t is ijdele schijn en ’t berd is dood en
gestorven. Onder zijn ruwe schors integendeel zit er sterkte en leven: plant
hem, en de boom zal schieten en reiken hemelhoog.



Ik zegge dan: neemt die Vlaming gelijk hij is, als er geen Franse beschaving
en bederf overgegaan is, noch iets vreemds; neemt hem, gelijk gij hem zelve
kent, geboren en gekweekt, groeiende en bloeiende te midden van onze
Vlaemsche nature; en ‘k vraag aan iedereen van u, of hij een treffelijker
schepsel onder God zijnen hemel kent?



Ware daar nog een Vlaemsche beschaving en sierlijkheid overgaan die alle
volk eigen is dat eigen bestaan heeft, en naar den vreemde zijn handen niet
uitgesteken heeft, wat zou de edele Vlaming geworden zijn? Hadden eigen
beschaving, opvoeding en geleerdheid hem gevormd, opgeholpen en omhoog
gedragen, Hij zou met Hoofd en schouders boven de wereld uitsteken. Hij
hadde het oude sterk verstand, het hedel herte, den vrijen wille, de
treffelijkheid, de rondborstigheid en de christene deugd.



Daar het nu alzo niet en is noch en kan zijn, laat ons werken om al dat
Vlaemsch is te bewaren altijd en overal, al dat Vlaemsch is te doen kennen
en in ere te brengen. Laat ons eerst zelve geleerde, verstandige, brave en
treffelijke Vlamingen zijn, op zijn Vlaemsch, en als ’t u belieft, geen
Vlamingen met vreemd beslag en waan en wind; geen Vlamingen die Frans zijn
van haar tot tenen, in zotten waan en lichtzinnigheid, in oogverblinding en
liegende gebaren. Laat ons eigen zijn! En dan het hoofd omhoog en vooruit,
zeker en vast en onwankelbaar! Laat ze nevens ons peizen en zeggen en doen
wat zij willen; lachen en spotten zoveel als zij willen. Wij intussen altijd
in ’t eigen spoor, vooruit! Alzo zullen wij ’t oude Vlaenderen weer mogelijk
maken, en kampt men ons tegen, als ’t nood doet de oude Vlamingen zullen
rijzen uit hunne graven om ons te helpen.



Zo zeg ik voor laatste woord:
- Vlamingen, weest gij zelve Vlaemsch!
- Vlamingen, helpt Vlaanderen op!
En daartoe helpe u God!"



Regards,

Roger



=========================================================
Send posting submissions to lowlands-l at listserv.linguistlist.org.
Please display only the relevant parts of quotes in your replies.
Send commands (including "signoff lowlands-l") to
listserv at listserv.linguistlist.org or lowlands.list at gmail.com
http://linguistlist.org/subscribing/sub-lowlands-l.html.
http://www.facebook.com/?ref=logo#!/group.php?gid=118916521473498<http://www.facebook.com/?ref=logo#%21/group.php?gid=118916521473498>
=========================================================
-------------- next part --------------
An HTML attachment was scrubbed...
URL: <http://listserv.linguistlist.org/pipermail/lowlands-l/attachments/20100803/43964084/attachment.htm>


More information about the LOWLANDS-L mailing list