LL-L "Etymology" 2004.08.15 (05) [D/E]
Lowlands-L
lowlands-l at lowlands-l.net
Mon Aug 16 00:51:40 UTC 2004
======================================================================
L O W L A N D S - L * 15.AUG.2004 (05) * ISSN 189-5582 * LCSN 96-4226
http://www.lowlands-l.net * lowlands-l at lowlands-l.net
Rules & Guidelines: http://www.lowlands-l.net/index.php?page=rules
Posting: lowlands-l at listserv.linguistlist.org or lowlands-l at lowlands-l.net
Server Manual: http://www.lsoft.com/manuals/1.8c/userindex.html
Archives: http://listserv.linguistlist.org/archives/lowlands-l.html
Encoding: Unicode (UTF-8) [Please switch your view mode to it.]
=======================================================================
You have received this because you have been subscribed upon request.
To unsubscribe, please send the command "signoff lowlands-l" as message
text from the same account to listserv at listserv.linguistlist.org or
sign off at http://linguistlist.org/subscribing/sub-lowlands-l.html.
=======================================================================
A=Afrikaans Ap=Appalachian B=Brabantish D=Dutch E=English F=Frisian
L=Limburgish LS=Lowlands Saxon (Low German) N=Northumbrian
S=Scots Sh=Shetlandic V=(West)Flemish Z=Zeelandic (Zeêuws)
=======================================================================
From: Roger Thijs, Euro-Support, Inc. <roger.thijs at euro-support.be>
Subject: LL-L "Language varieties" 2004.08.15 (04) [E]
> From: John Duckworth <jcduckworth2003 at yahoo.co.uk>
> Subject: Language Varieties
>
> Do any of the Lowlanders on the list know any other possible cognates of
the
> word _groom_ ? It is not, by the way, derived from the verb _to groom_,
> rather vice versa: _to groom_ was derived from the noun as late as the
19th
> century.
Ast to the WNT CD-ROM it meant "intestins" in older Dutch (17th century),
also "offspring". See also comments on the link with the English groom for
"child" (cf references to Kiliaan and Mellema below).
"Grommen" was a surname in the Limburgish village I lived, but I don't know
the etymology.
Regards,
Roger
-- annexed, quote from the WNT CDROM ---
GROM (I) — GROOM —, znw. onz.; voorheen ook vr.; zonder mv. Nnd. grôm, mnl.
grom. De oorsprong van dit woord is onbekend; men heeft het in verband
gebracht met eng. grume, klonter, en voorts met ital. grumo, kluitje, fra.
grumeler, klonteren (FRANCK), zoodat grom eigenlijk: klonterig vuil zou
beteekenen. De meest bekende beteekenis van grom evenwel is ingewand en
daarnevens komt het voor in de zin van nakomelingschap, zoodat men vragen
mag of het niet redelijker is, evenals bij kroost, dat ook èn ingewand èn
nakomelingschap beduidt, voor die beide uiteenloopende begrippen eene
gemeenschappelijke grondbeteekenis aan te nemen: iets wriemelends, iets
grimmelends, b. v. (zie FRANCK op Kroos en Kroost); „vuiligheid, afval” (zie
de bet. III) zou dan eene veel jongere beteekenis zijn. Waarschijnlijk zal
men echter op grond van het onder III, 2) vermelde geld. gromme, vergeleken
met nnd. grum, drab, zaksel en nnl. grommeling (zie ald. en verg. ook
GROMMIG, 1ste art., de bet. 2) wel mogen aannemen dat de beteekenissen van
twee verschillende stammen dooreengeloopen zijn.
I) Ingewand. — 1) Van dieren, vooral van slachten offerdieren, en dan niet
alleen het gedarmte maar ook de edeler deelen (hart, lever, longen, milt).
|| (Hij) Leeft raet met lillend groom van lammeren, VONDEL 11, 804 (lat.
trepidantia consulit exta). Offervee noch geen zoenoffer baet. De vezels van
het groom bedieden dat verraet En oproer smeult, 11, 812. Men vont ... Een
afgehouwen hooft in 't groom der offerhande, Ald.
hart en vraetige ingewanden (van een zeedraak),
Gezoncken, volgen wint en stroom,
In Oost-en-Noortzee, langs de stranden.
De walvisch slickt het bloedigh groom.
VONDEL 7, 740.
2) Van vogels. Geweide.
Sneppen met haer langen beck
Wel gebraen met grom en dreck.
WESTERBAEN, Ged. 1, 426.
3) Inzonderheid (en in deze opvatting ook thans nog gebruikelijk): het
ingewand van visch, en bij uitbreiding (althans hier en daar): het afval, de
vuiligheid van visch, t. w. het ingewand mèt koppen, vinnen, schubben enz.,
dus m. a. w. al wat bij het ontweiden en schrappen („schoonmaken”) van visch
verwijderd wordt. Misschien heeft zich uit deze beteekenis de bet. III)
ontwikkeld. || Groom, of grom, vuiligheid die in de rob ... van de Vissen
sit, WINSCHOOTEN, Seem. 73. De vis met de grom in de ketel smyten, Jetter le
poisson dans le chaudron sans le vuider, MARIN. — Alle ommeloopers ... met
visch wert verboden de grom van de visch op de straten, in dezer Stede
wateren (enz.) ... te werpen, Keuren v. Leyd. 30.
... maeckt de visch voort schoon van schobben en van grom;
Die grooten ael laet die in 't water tot ick kom,
Wat loopen speelen: enz.
WESTERBAEN, Ged. 2, 397.
Een ander zoekt met vlyt de karpers, wel gevoet,
t'Ontschubben, of het groom te halen uit de Snoeken.
SCHERMER 254.
4) Van menschen, in oneigenlijke uitdrukkingen. Alleen bij dichters.
Hoe dat de Roomsche maght verspuwt der wetten tóóm, ...
En wt verwoetheidt komt in haeren bosem wroeten,
Met averechter handt verscheurende' eigen groom ...
Verhaelt ghij enz.
HOOFT, Ged. 1, 180.
(dat Europa) scheurt en schendt en wroet in 't eige groom
En priemt zich zelf met averechtsche daggen;
En leelijk laat ontslippen 's werelds toom,
En Christe vaan keert tegen Christe vlaggen!
ANSLO 172.
II) Kroost, kinderen; vaak met verachting: gebroed. || Jan L. (tot Cristyn
met hare drie kinderen) Jou beest, hoe kom jy aan dat grom? Cr. Vraag jij,
schoft, hoe ik daar aan kom? Jou bekkesnijder, mantelrolder! Jan L. Jou
hoer! ALEWIJN, Jan Los, 49. Loop voor Sint Joris mit jou Grom, ALEWIJN,
Latona, 20 (aangeh. in OUDEM. 2, 750).
— In platte scherts. Met grom, bevrucht, bezwangerd. Verg. met kind, met
jong. || Met grom zyn: Zwanger zyn, MARIN. — Begordt ... 't Is bezwangerd
... Op gelijke wijze zegt het Amsterdamsch Gemeen: met grom geworden, BILD.
in HOOFT (uitg. BILD.), 3, 95.
******** referred to above ********
— Aanm. Een niet-collectief „Grom. Puer. Ang. grome” (met dit laatste wordt
stellig bedoeld het hedend.-eng. groom) behoort misschien ook nog tot die
vrij talrijke groep van woorden uit andere talen (uit het Engelsch vooral)
die door KILIAAN als Nederlandsch worden opgegeven (zie daarover KLUYVER,
Proeve eener Crit. 112). Merkwaardig nochtans, omdat zij eene beteekenis
vermeldt die het Engelsche groom niet heeft, is de verklaring bij MELLEMA
„Grom, Un enfant, marmouset” (ald. op Marmouset „Een kabouter-manneken of
gheschildert manneken”).
********* end reference *********
III) Iets vuils; vuil; inzonderheid in toepassing op het waardeloos
overblijfsel van iets. Misschien heeft zich deze beteekenis uit de bet. I,
3) ontwikkeld.
1) In het algemeen.
Het kruid is aangenaam, den genen die het plukt,
Om 't nut en heilzaam sap, maar is het uitgedrukt,
Het geen daar overblyft, zal niemant meer begeeren;
Maar als onnut en vuil (ital. come cosa fracida) terstond den rugge keeren:
Zoo gaat het ook met hem, die ik tot aan de grond
Heb uitgeperst al 't geen ik in hem goet bevond;
Wat valt'er nu te doen? niet anders myns bemerkens,
Als 't uitgeperste groom te werpen voor de verkens.
DE POTTER, Getr. Herder, 137 (ital. gettarne il fracidume al ciacco).
2) Inzonderheid (doch waarschijnlijk is dit etymologisch een geheel ander
woord; zie boven): bezinksel, drab, moer, dik. || Gromme, gromme(n):
bezinksel b. v. van koffij, melk enz. (Groenlo). Grom, drabbig bezinksel van
een vat dat op de moer ligt, MOLEMA 136 b.
3) Het oude grom: het oude vuil, als verachtelijke benaming voor: de dingen
van voorheen, „de ouderwetsche rommel.” || Laat andere op 't oude grom
verlekkeren: ik bedank het mij, dat ik in dese eeu gekipt ben: dit 's de eeu
die met mijn sinlijkheid over een komt, VALENTIJN, Ovid. 1, 210 (Ars amat.
III, 121: Prisca juvent alios).
Afl. Grommen, grommig (zie die woorden, de 1ste artt.); begrommen (zie
hierboven de bet. III), bevuilen, bezoedelen („Om datze ... eenige papier
hebben begromt met rym, dat de Naneeven ... kan dienen, op het secreet”,
SWAANENBURG, Arleq. Distel. 394).
Samenst. (in de bet. I, 3) Gromschuit („Sullen de ... omloopers ... by haer
moeten dragen een mande ofte ben, en in de selfde al de grom van de visch
vergaderen en de selve brengen op de vischmarckt, om in de grom-schuyte
aldaar gheworpen te werden”, Keuren v. Leyd. 30).
— Als tweede lid. Visch-, visschengrom (BERKHEY, N. H. 3, 1041; 42, 291;
BILD. 13, 151).
— In de bet. II) Kikkerengrom, kikkergebroed („Gy, kwakend kikk'rengrom uit
Neêrlands moddersloot, ... Kwaakt u te barsten!” BILD. 14, 64: Recensenten).
-- end quote
================================END===================================
* Please submit postings to lowlands-l at listserv.linguistlist.org.
* Postings will be displayed unedited in digest form.
* Please display only the relevant parts of quotes in your replies.
* Commands for automated functions (including "signoff lowlands-l") are
to be sent to listserv at listserv.linguistlist.org or at
http://linguistlist.org/subscribing/sub-lowlands-l.html.
======================================================================
More information about the LOWLANDS-L
mailing list