LL-L "Language varieties" 2005.06.05 (05) [D/E/LS/German/Russian]
Lowlands-L
lowlands-l at lowlands-l.net
Sun Jun 5 20:03:22 UTC 2005
======================================================================
L O W L A N D S - L * 05.JUN.2005 (05) * ISSN 189-5582 * LCSN 96-4226
http://www.lowlands-l.net * lowlands-l at lowlands-l.net
Rules & Guidelines: http://www.lowlands-l.net/index.php?page=rules
Posting: lowlands-l at listserv.linguistlist.org or lowlands-l at lowlands-l.net
Commands ("signoff lowlands-l" etc.): listserv at listserv.net
Server Manual: http://www.lsoft.com/manuals/1.8c/userindex.html
Archives: http://listserv.linguistlist.org/archives/lowlands-l.html
Encoding: Unicode (UTF-8) [Please switch your view mode to it.]
=======================================================================
You have received this because you have been subscribed upon request.
To unsubscribe, please send the command "signoff lowlands-l" as message
text from the same account to listserv at listserv.linguistlist.org or
sign off at http://linguistlist.org/subscribing/sub-lowlands-l.html.
=======================================================================
A=Afrikaans Ap=Appalachian B=Brabantish D=Dutch E=English F=Frisian
L=Limburgish LS=Lowlands Saxon (Low German) N=Northumbrian
S=Scots Sh=Shetlandic V=(West)Flemish Z=Zeelandic (Zeêuws)
=======================================================================
From: Luc Hellinckx <luc.hellinckx at pandora.be>
Subject: Language varieties
Beste Liëglanners,
Cross-border interest in the Lowlands may be older than some would
think...here it is...a letter (+ reply) dating from 1883...in which Dr.
Beyersdorf, a guy from Pommeren is asking Guido Gezelle (general editor of a
Westflemish Journal for Linguistics, Loquela) for some assistance. By the
way, Bruges was also a Hanseatic city.
HULPE OVER WEDERHULPE.
Een lezer uit Beuthen, in Overslesingerland, schrijft mij als volgt, 21. 4.
1883:
"...Loquela bevalt mij wel. Ik vinde erin goedgemaakt hetgene ik las in het
Correspondenz. Blatt für niderdeutsche Sprachforschung, Organ des Vereins
für niderdeutsche Sprache und Geschichte, over het bedoelen en het uitwerken
van dit blad. 't Is ook hetgene mij begerig maakte om met Loquela in
kennisse te komen. Bovendien stelle ik nog op andere gronden daar belangen
in. Ik ben een nederduitsch Pommerling van geboorten. Ik woonde tot op mijn
vijftienste jaar in een dorp niet verre van Stettin, alwaar een echt
nederduitsche tale gesproken wordt, die uwer vlaámsche geslachtende is.
Pommeren is eene van elderwaards bevolkte streke; daar zitten, nevens de
af-stammelingen van de oude slaven, ook verlandde duitsche stammen, zeer
verschillig van afkomsten ; 't zijn meest Nedersassen, ook
Palsgravenlanders, benevens een zeker getal vlaamsche uitgewekenen, dat is
vertijkelde vlamingen. Het volk spreekt er, over het algemeene,
nederduitsch, platduitsch, zoo nochtans dat men ook menigvuldige kant- en
gauspraken daaronder kan bespeuren. Een even- en gelijkboortige volksprake
'en bestaat er niet. In de uitgestrekte foreesten beoosten Stettin zitten de
Heidelieden, zoo wij ze plegen te heeten, die aan hun eigen taalgeluid en
aan hunnen mondklank kennelijk, en zeker palsgravenaars zijn. Meer naar den
oosten toe, omtrent Massow en Stargard, waar ik mijne jonkheid versleet,
botst men op reine Nedersassen, en, zoo' mij dunkt, op Vlamingen.
Om u een staalke te geven van de sprake die men aldaar hoort, volgt hier
eene rijmspreuke, ' Van den Boer en de Kraaie:
Buur un Kreej zünd gode fründ',
Hevven zik ümmer godes günnt.
Wan de Buur den Akker pleugt.
Het de Kreej, wat eer geneugt,
Hüppt man ümmer hinnerm Ploog,
Maaden zünd eer god genoog.
Het de Buur zien Swienken slacht,
Steit de Kreej al' op de Wacht,
Zit! op 'nDak un raart zik heesch:
Ik de Knaaken, gij dat Fleesch !
Wasch ze 'beed',..hing op den Tuun,
Kreej bliv! zwart un Buur blivt bruun.
Na mijnen dunk wordt er in die streke voormalige uitstand met vlamingen
verraden, namentlijk door eene omstandigheid die ik nu bespreken wille, u
biddende mij te melden welken uitleg gij te geven hebt van een woord dat
alhier gebruikt wordt.
Niet verre van de stad Massow, en van het dorp Rosenow, mijn
geboorteplaatse, ligt er een zee (stagnum) met name "tootläger, doodläger,"
omringd van meerschen, wier uitzien en hoedanigheden recht wel met de
benaminge "doodlaag." fondrière overeenkomen. Het woord “doodläger" en is in
de nederduitsche kant- en gauspraken niet bekend; geen enkel idioticon en
gewaagt ervan, uitgeweerd dat van Doenneil, welke geleerde, in der Altmarck,
voor "kwebbe" ook “dodläwer" gehoord heeft. Hoe is mij nu dat dolende woord
tot in het alderuiterwaardste van Pommeren gerocht? Zou men niet vermoeden
dat het rechtevoorts door uiterwaardsvarende en landontwijkende vlamingen
zal meêgebracht zijn?
Zulkdanige kwelm grond heet bij ons anderszins kwebbe,gelüch. moessing,
moor. Het woord “doodlage" ondertusschen is voor de woordkundigen een
raadsel. Mij ten minsten zijn de bestanddeelen ervan onklaar. Des begere ik,
uwe goedheid te bate nemende, u te verzoeken of gij zoudt willen de
vriendelijkheid hebben, het spraakbesef langst uwe kanten te rade gaande,
mij eenige klaarheid daaromtrent in te winnen en te bezorgen. '
Gij hebt in 't vlaamsch nog eene andere niet min duistere benaminge voor
kwelmgrond, ik bedoele 't w. "tronkholm," immers eenen vast heel ouden zeg.
Ge moet weten dat het woord tronk en het woord dood, 't eene zoo wel als 't
andere, den woordkundige zeer ruwbeende en stekelharig vallen.
Op andere speuren van uitstand der vlaamsche tale met de onze zal ik, waar
't pas geeft, terugkomen. Hedenmeer en vermelde ik u maar nog eenige
geslachtsnamen, en 'k doe de vrage, daarbij of zulke namen misschien nog
geen overwaai en oversteek van vlaamsche geslachtsnamen zijn en mochten?
In mijne geboortestreke wonen (nevens de slavische naamdragers Bytow,
Blojdow, Gribenow, Buss, Gul, Tetzlaf, Malow, Radke, Boness, Marlow, Raddas,
enz.) de nederduitsch benaamden Bock, Boedker, Kamrad, Marks, Maas, Wegener,
Felgenhewer, Griepentrog, Siedschlag, Leuw, Klug, Reinke, Scheel, Steek,
Grüttmaker, Weber, Smedt, enz. In die namen hoort men wel meest
westfaalschen wederklank.
Of ik schoon jaren lang al uit mijn geboorteland verwijderd wone, zoo ben ik
toch altijd medelid gebleven van het te mijnen bestaande gezelschap voor
geschiedenisse en oudheidskunde ; maar de nabuurschap van Polen en Russen
begrensd al heel nauwe het gebied van mijne oefeningen. In de oostersche
rijksverdeelingen van Pruisen steunen de plaats- en de geslachtnamen op
slavische taalbouwstoffe; men had ze tot nog onlangs onuitgepegeld en
onverstaan gelaten. Sedert eenige jaren nochtans heeft men op dat stuk ook
beginnen aandachtiglijk werkzaam te zijn en poge te doen. Voor alsnu en
zijnder nog maar vijf zes geleerden die 't wagen zulk duister jachtgebied te
doorspeuren. Bij dezen heb ik mij laten inschrijven, en ik beloope eensdeels
Pommersche, anderen deels Slesingerlandsche sluipen. Gelijk "nog om nog
Vraagt," zoo gebeurt het dat men, uit de eene afzonderlijke speurjacht in de
andere geraakt, die daarnaast is liggende. Over slavische stalen van
naamgedaanten zittende, begint men allichte ook meer smake in germaansche te
krijgen, die nog niet klaar geworden en zijn, en van dezen is er voorraad
genoeg. Bij germaansche komen keltische overblijfselen, bij voorbeeld
omtrent den Rhijn; eindelinge strijkt men weg en voorwaards, over de grenzen
heen, hankerende achter slot en sleutel op Deensche, Skandische, Engelsche,
Nederlandsche en Vlanderlandsche plaatsbenaamdheden.
Op germaanschen grond arbeiden eenige wel toegeruste taalgeleerden.
(Lohmeyer's Flussnamen zijn uitmuntend). Over keltische namen schrijft
Marian, in Aaken; een Metzsche geneesheer doorzoekt de Lotharingische
kringen, enz.
Nu kóme ik bij u wegens verdere aanvrage.
't Is immers mijn dringend verzoek daarover inlichtingen te bekomen hoe 't
staat hedendaags, al uwen kant der Maze. met het rechts besproken
afzonderlijk beoefenen der woordontleedkunde, aangaande plaatsnamen,
landstuknamen en menschennamen. In tijdschriften en is er mij nooit iets
onder de oogen gekomen daaromtrent. Ik en mag mij niet laten voorenstaan dat
dit vak der volkskunde bij ulieden zou brake liggend gebleven zijn en nog
wachtende op arbeidslieden.
In de halfversteende gedaanten van de plaats, vloed-, gewater- en
gebergtenamen, en in de geslachtsbenamingen van de menschen zittender vele,
hoogst belankrijke oude woordstammen bewaard. Het vastkrijgen van zulkdanige
overblijfselen veroorzaakt onendig meer vreugde, ja, als het vellen en 't
bemachtigen van den alderedelsten wildvang!
Al hetgene dat gij over die stoffe weet of waarnemen kunt, bidde ik u ten
vriendelijksten, deel mij dat mede, ja, met geheel den aan- en den
toebehoor. Kwame mij eenig bericht ter hand dat vooruitzicht leverde van
Loquela te kunnen van belang zijn, dat zult gij ook zonder uitstel van mij
ontvangen.
Mit groesster Hochschätzung ergebenster
Dr. BEYERSDORF."
Tot gemakkelijker verstaan van de hooger meêgedeelde Pommersch-nederduitsche
rijmspreuke zij 't geweten dat men uu als vl. oe lezen moet, dus Buur boer;
u bijkans als vl. ii, ij, dus frund frijnd friind. Dit waargenomen klinkt de
rijmspreuke in 't vl. aldus;
Boer en kraai zijn goede vriend',
hebben zik immer goeds 'egund.
Wan de boer den akker ploegt,
hee't de kraai wat 'aar genoegt,
hupt maar immer hinder d'n ploeg,
maanen zijn 'aar goed genoeg.
Hee't de boer zijn zwijn'ken 'eslacht'
staat de kraai al op de wacht,
zit op 'n dak en raast zik heesch:
Ik de kneken, gij 't vleesch ! '
Wasch ze beed', hang z' op den tuun,
kraai blijft zwart en boer blijft bruun.
Goeds, iemand veel goeds jeunen, junnen, gunnen, is iedereen verstaanbaar;
'k hên 't hem ejjund is Ipersch etc. Wan is de helft van ons wanneer. Hee't,
heet, het zeggen wij dagelijks voor heeft. In 't spreken van haar laten wij
de h vallen en zeggen 'aar, 'eur, bijkans 'eer. Hinder d'n, hinder den is
achter den; van daar iemand hinderen is iemand achteren, achter. deel,
nadeel doen, Raart ware reert, bij Kiliaen, van reeren, to roar, in 't
engelsch. Vrglk engelsch hare, vl. haze, platduitsch raart, vl. raast.
Kneken, knaken, knoken, kneukels zijn beenderen; 't knekelhuis is 't
beenderhuis.
Een woord nog over zik. En dat woord, laat het liever van hoogere, geen
westvlaamsche Meesters gezeid zijn.
Grimm, Grammatik I. 459, neuniederlan¬dische consonanten, K. G.J. ClIo lI.:
"ch komt ten voorschijn in het voornaamw. zich (se) maar zeer onlidmatig."
(D. i.: ch, Geen lidmaat zijnde van 't woord, noch daartoe met recht
behoorende, is, met taalschennis en verkrachtinge, daarin gedwongen, in de
plaatse van k). "Dat ziet men duidelijk uit de vergelijkinge met het gotisch
ik, mik, sik " hoogduitsch ich, mich, sich. Mik heeft zijn k verloren,
gelijk het engelsch i, dat staat voor ic. Zich integendeel, met zijnen
jachtigen staf (ch) is in 't middennederlandsch in 't algemeen nog onbekend,
en de latere sprake ontleende het eerst aan het hoogduitsch, zonder te
beschaffen dat zik of zî de rechtere gedaante geweest ware."
Grimm en wist niet dat de Vlamingen, zoo niet zik, toch het oude en alleen
recht en goede Zij, ze, zijs, zes bewaard hebben, en nog dagelijks
gebruiken, in zijzelven, zezelven, zijszelfs, zes¬zelfs verzacht uit
zi(k)zelven, ze(k)zelven, zi(k)s¬zelf, ze(k)szelf. Mikzelven, mekzelven,
mikszelfs, mekszelfs is ook verzacht tot mijzelven, mezelven, mijszelfs,
meszelfs. Ikzelve alleene is blijven vaste staan, zoo nochtans dat men, den
dwang der tonge volgende. schrijft, met z, ikzelve en spreekt, met s,
ikselve.
P. Jo Cosijn, Taal- en Letterbode III. De oudnederlandsche psalmen, bI. 269.
van beneden opwaard reke 9: "Het zuivere middennederlandsch kent geen sich,
dat eerst later in ons nederlandsch is ingedrongen ten koste van 't echte
sik."
Hoogleeraar zaliger, Jo. H. Bormans, van Luik, Leven van Sinte Christina,
bI. 59:
"So dat si haer warp sulcwile int vier;
- Si warp haer, zoo sprak men ten tijde van Geraert, en nog. twee volle
eeuwen later; ons Nederduitsch heeft het reflexive zich aen de Reformatie,
d. i. aen Duitschland, te danken, wat ook de vreemde uitgang op ch bewijst.
Het zonderlingste is dat het aen de volksspraek van Limburg tot heden toe
geheel vreemd gebleven is, schoon, onder meer andere duitsche klanken, ich,
mich, uch, daer van ouds ingeplant zijn. De reden daervan zal wel zijn, dat
het Limburgsch dialekt met het Oudsaksensch, Angelsaksensch en Oudvriesch
het nauwste verbonden is, waerin, zoo ver. de gedenkstukken opklimmen, het
reflexief pronomen gansch ontbreekt. "
Professor Van Vloten, Taalgids V. 297, sprekende van ~ Germanismen," stemt
daarin meê.
Professor H. Kern, Proeve eener taalkundige behandeling van het
oost-geldersch taaleigen, Taalgids VIII. 131, zegt dat de geldersche
nederlanders het oud w. zik nog bewaard hebben: “Als wederkeerig
voornaamwoord," staat er, "komt zik voor," in Gelderland.
De hedendaagsche oudsprakige vlamingen en hebben, nichtemeer als de
limburgers, den duitschen zich niet laten binnengeraken in hunne
dagelijksch-koutende tale. Sprekers, die hem in de kerke of voor de
rechtbank; schoolmeesters, die hem in den leerstoel bezigen, ja zij zelfs
die 't w. nog voor eigen oud vlaamsch aanzien en verdedigen, en gebruiken
het nochtans nooit, als ze gemeenzaam, vriendelijk, ongedwongen kouten ofte
klappen. Die zich in de boeken, in de kerke, of op schole geleerd hebben, en
die, heuge tegen meuge, willen of wel moeten boekachtig, kerkachtig,
schoolachtig vlaamsch spreken, de die zullen, b. v.: "Ik heb," of “ik heeft
zich gram gemaakt;" "Zij sloegen zich in het aangezicht," in de plaatse van
Zij sloegen malkaar...; "De stok brak zich;" “Dat verstaat zich," en meer
andere verkeerdheden, bewijzende dat hun de vlaamsche zit en de vrije mond
daar toch niet naar gegroeid noch gewassen en is.
Bevele den brief van Dr. Beyersdorf aan mijne menigvuldige woord- en
wetezanters. Dat zij hem wel lezen, wel overwegen, en, met mij, hem helpen
beantwoorden!
Kind greetings,
Luc Hellinckx
----------
From: R. F. Hahn <sassisch at yahoo.com>
Subject: Language varieties
Thanks a lot, Luc. This is very interesting.
There had been a pretty much uninterupted history of inter-Lowlands contacts
and awareness until about World War II, not only a lot of literary exchanges
since the Middle Ages (e.g., Reynaerde/Reynke, Tyl Uylenspeyghel) but
especially during the romantic revival age in the 19th century, before the
two world wars and increasing national centralization made political
boundaries into boundaries of the mind, into fences between relatives. You
will find ample evidence of this in the works of writers and language
activists of the time throughout the era, especially references in the
Netherlands and Northern Germany to a continuum from France to Russia, and
there were many on the German side of the border that studied Dutch. This
group includes North German icons such as Klaus Groth, something that tends
to be played down in Germany now and might not come in handy for those who
read into the ideas of Lowlands some sinister goal of playing up links
between Low Saxon and the languages of the Low Countries while allegedly
denying the supposedly closer links between Low Saxon and German.
For instance:
Klaus Groth, “Uns Moderspraak” (“Our Native Language,” _Über Sprache und
Dichtung_, 1862–1864)
<quote>
De „Husfründ“ denkt sik so’n Reis ganz still, so op en Art, as en
Naturforscher se makt, de nasüht, wa de Planten sik ännert, as he wider kumt
na’t Süden, na’t Norn, nat’ Osten, na’t Westen. Vun een Enn be na’t anner
int plattdütsche Land much he hörn, wa man sä, wa dat lu’, wat vœr Wör man
brukt, wa man se utsprok.
He kunn sik tum Bispill denken, he fung vun de russ’sche Grenz an un gung
bet an de französ’sche, vun Ort to Ort, un in jeden Ort leet he sik, eh’ he
to Bett gung, vun en Kind dat Vaderunser herseggn, as man’t seggn war in de
Mundart.
</quote>
<translation>
The “Family Friend” imagines such a journey to be of a very quiet sort, the
sort a natural scientist undertakes who explores changes in plant life as he
goes south, north, east, west. From one end of the Low German land to the
other he might hear what people say, what it sounds like, what words they
use, how they pronounce them.
He could imagine himself, for example, beginning at the Russian border
and going all the way to the French one, from place to place, and, before
going to bed in every place, having a child recite the Lord’s Prayer as it
is said in that dialect.
</translation>
<translation>
De “Huisvriend” stelt zich zo’n reis heel stil voor, van de soort zoals een
natuurwetenschapper ze maakt, die naziet, hoe de planten veranderen, als hij
verder komt naar het zuiden, naar het noorden, naar het oosten, naar het
westen. Van het ene naar het andere eind in het Nederduitse land mag hij
horen wat men zegt, hoe het klinkt, wat voor woorden men gebruikt, hoe men
ze uitspreekt.
Hij kon zich bijvoorbeeld voorstellen, hij begon bij de Russische grens
en ging naar de Franse [grens], van plaats tot plaats, en in elke plaats
liet hij zich, voor hij naar bed ging, door een kind het Onze Vader
opzeggen, zoals men het in het dialect zegt.
</translation>
<translation>
Der „Hausfreund“ stellt sich solch eine Reise ganz still vor, von der Art,
wie ein Naturforscher sie macht, der nachsieht, wie sich die Pflanzen
verändern, je weiter südlich, nördlich, östlich, westlich er reist. Von
einem Ende des plattdeutschen Landes bis ans andere mag er hören, was man
sagt, wie es lautet, was für Wörter man gebraucht, wie man sie ausspricht.
Er könnte sich beispielsweise denke, er fange an der russischen Grenze an
und ginge bis an die französische, von Ort zu Ort, und in jedem Ort ließe er
sich, ehe er zu Bett ginge, von einem Kind das Vaterunser aufsagen, wie man
es in der Mundart sagt.
</translation>
<translation>
Этот «домашний друг» представляет себе такую поездку очень спокойной – у
ботаника, который наблюдает за тем, как изменяются растения, путешествуя на
юг, север, восток, запад. Он услышать равнинную Германию от одного конца до
другого, что люди говорят, как это звучит, какие слова они используют, как
их произносят.
Он мог себе примерно представить, что он начнёт с российской границы и
пройдёт аж до французской, от города г городу, и в каждом городе перед тем,
как идти спать, он будет слушать от ребёнка «Отче Наш» на местном диалекте.
</translation>
Regards,
Reinhard/Ron
==============================END===================================
Please submit postings to lowlands-l at listserv.linguistlist.org.
Postings will be displayed unedited in digest form.
Please display only the relevant parts of quotes in your replies.
Commands for automated functions (including "signoff lowlands-l")
are to be sent to listserv at listserv.linguistlist.org or at
http://linguistlist.org/subscribing/sub-lowlands-l.html.
=======================================================================
More information about the LOWLANDS-L
mailing list