LL-L "Etymology" 2007.07.15 (02) [E/French]

Lowlands-L List lowlands.list at gmail.com
Sun Jul 15 18:41:06 UTC 2007


L O W L A N D S - L  -  12 July 2007 - Volume 02

=========================================================================

From: "Roger Thijs, Euro-Support, Inc." <roger.thijs at euro-support.be>
Subject: LL-L "History" 2007.07.14 (01) [E]

> From: R. F. Hahn <sassisch at yahoo.com >
Subject: History
> [OE. *ham* (*m*, *hom*(* m*, str. m. = OFris. *ham*, *hem*, *him*, NFris.
*hamm* , EFris. *ham*, *hamm* a pasture or meadow enclosed with a ditch,
LGer. *hamm* piece of enclosed land (on the Rhine, 'meadow'); WFlem.
*ham*meadow, in Kilian
*hamme*, *ham* 'pratum pascuum'; a word confined on the continent to the
Frisian and Lower Saxon area, where its specific application varies as in
England.]
> I think there's some confusion (and I am no exception) between this word
and *haim (home).  The Chamavi could have been simply named as
"pasture/meadow landers" rather than as "settlers."

I have been looking in Belgian place names with *Ham, Hom, Hem, Heim, -em*,
with just focussing and retaining *Ham *in rthe sense of prairie (excluding
"heim"-"home"):

1 - Carnoy, "Origine des noms des communes de Belgique" dates from
1948-1947, but it is still an authority, and I'm using it without
cross-checking because of lack of time:

*HAMEL *(dép Rutten) (Fr. Hamal - pron. hamôle) [947 Hamale,.., 1240
Hammale, 1249 Hamele, ...]
Comme la première syllabe est longue, on ne peut partir de *hammaal mais on
pourrait avoir comme prototype haam-maal avec la forme allongée du mot ham "
prairie" qui figure, notemment dans la forme allongée dans "*
Overhaam-les-Tongres*" et qui vient des ens obliques de la déclinaison de
ham ou remonter à "haag-maal", "mallum dans les bois" (comp. *Hamont*, *
Habroek*)- On a un *Hamel* à Ulbeek qui a probablement le même origine.
[Comment *Hamel*-Rutten, *Overhaam*-Tongeren, *Hamont,* *Habroek*-Kerniel, *
Hamel-*Ulbeek are all in Belgian Limburg]

Further: some abbreviated quotations:
*HAM(-SUR-HEURE)* (Arr. Thuin) [868 Ham super Hur], Voy. *Hamme-lez-Termonde
*
*HAM(-SUR-SAMBRE)* (Arr. Namur) ^1192 Hans], Voy. *Hamme-lez-Termonde*
*HAMERSHAM* (dép Oostkamp, Arr. Bruges) [1133 Odemaresham], "pré d'Odmar"
*HAMME-MILLE* (arr. Nivelles) Voy. *Hamme(-lez-Termonde*)
*HAMME-WAAS* (Arr. *Termonde*): Le mot ham désigne un "pré entouré d'eau ou
de clôtures" ou un "pré dans un méandre"
*HAMOIR-LASSUS* (Arr. Huy): Collectif de "ham" "prairie".....
*HAMONT* (Arr. Maaseik) .. haag-mont "coteau boisé"
*HAMON* (dép Rendeux, Arr. Marche) diminutif de ham "pairie"
*HAN-SUR-LESSE* (Arr. Dinant) [1031 Ham, 1315 Ham-sur Leze] Forme romane de
hamme, ham "prairie"
*HANNECHE* (Arr. Huy) [1265 Henech, 1214 Hamech] on peut reconstituer **haga
*micia, un collectif latin en -icia ...
*OOSTHAM* (Arr. Hasselt) [1092 Ham] "pairie de l'Ouest"
There is more of it, but it gives already an idea of the spread.
Dép = dépendance, an area in a municipalty; municipality names are before
the big mergers
Arr = arrondissement, a subdivision of a Belgian province
Place names starting with "*hum*", and some with "*hom/hon*", are explained
by Carnoy as related with old-Dutch *hún*, brown, dirty, muddy

2 - in the "Dictionnaire National des Communes de France", edition of 2001,
I find a lot of municipalities starting with Ham- (unfortunately without
etymology nor old versions, nor local dialect versions).
A selection:
*HAMBACH* ... Moselle..
*HAMBYE* .. Manche..
*HAMEL* .. Nord...
*HAM-EN-ARTOIS* .. Pas-de-Calais
*HAM-LES-MOINES* ... Ardennes...
*HAMMEVILLE* ... Meurthe-et-Moselle...
*HAMPONT *... Moselle..
*HAM-SUR-MEUSE* ... Ardennes..
*HAN-DEVANT-PIERREPONT* ... Meurthe-et-Moselle

3 - There may be a link with the Dutch "inham", bay, cove, also: indentation

WNT (Woordenboek der Nederlandsche Taal CD-ROM)  has 7 lemmas with "ham",
the first may be applicable here:

*HAM (I) — AM —,* znw. m., mv. hammen. Waarschijnlijk hetzelfde woord als
ags. ham, eng. (gewestel.) ham, (ofri. ham?), nfri. (saterl.) hom, mnd. nnd.
ham, mnl. ham, westvl. am (voor ham; zie kol. 1322), oorspronkelijk
misschien een hoek in 't algemeen beteekenende, vervolgens hetzij een hoek
waters in het land (eene inham, een hop, eene bocht), hetzij een hoek lands
in het water (een uitham, een hoorn, een nes; in dit geval hetzij dor,
hetzij begroeid, dus eene plaat of schor of b. v. eene gors). Uit deze
beteekenissen laten zich althans ook de andere toepassingen gereedelijk
verklaren. Zie GALLÉE in Nomina geogr. neerl. 3, 335 vlg., doch vooral J. W.
MULLER in Tijdschr. 15, blz. 4—21. In Zuid-Nederland en zoo 't schijnt ook
in 't oosten van Gelderland is ham, in de bet. van: aan of in het water
gelegen weiland (DE BO2 op A m) of van: stuk land (GALLÉE, Geld.-Overijs.
Dial. 16 a) nog niet uit de volkstaal verdwenen, maar voor 't overige is het
te beschouwen als een verouderd, ofschoon nog als een historische term
gebezigd woord, dat immers ook als plaatsnaam en in de plaatsnamen, die er
mede zijn gevormd, door het gros der Nederlanders volstrekt niet meer wordt
begrepen.
1) Aangeslibde hoek lands; de volgende aanhaling heeft betrekking op den
„ham off hoeck slijcklants" van welken sprake is Westfri. Stadr. I, 106—107
(verg. Tijdschr. 15, 11—12). || Om te bedijken een ham of hoek slik,
strekkende langs enz., G. DE VRIES, Holl. Noorderkw. 25.
2) Met houtgewas (wilgen) begroeide waard; griend (in de bet. 2); rijswaard.
|| Viminetum, wideham, een ham van widen, uit een Vocabularius in Hor. Belg.
71, 20 b. Hamme van wilghen. vetus. Salicetum, salictum, locus salicibus
consitus, KIL.
3) Stuk grasland, bepaaldelijk: in of aan het water gelegen weiland (t. w.
land dat beweid, niet gehooid wordt). || Ham, hammerick, oft hoylandt. Un
praiz, un pasturage. Pratum. vide Weyde, PLANT. (overgenomen door KIL.). Am,
amme, ham. Pascuum, locus pascuus, KIL. Am ... Weide. fr. carreau, paturâge,
DE BO2 45. Er loopen vijf koeien in dezen vetten am, Ald. Een am is
gemeenlijk omgeven van grachten, Ald. — Al wie eenigs zins met de
plaetselyke aengelegenheden van Leuven, Mechelen, Gent of andere
nederlandsche steden bekend is, weet dat ham, zoowel hier te lande als in
Neder-Saksen, oorspronkelijk eene weide, met eene sloot omgraven en beschut,
beteekende, SERRURE in: Vad. Mus. 5, 436.
4) Als naam (eigennaam) van stukken grond (landerijen, polders, en derg.) en
van plaatsen (dorpen, gehuchten, enz.), in of buiten samenstelling; de —
tegenwoordige of voormalige — plaatselijke gesteldheid zal moeten uitwijzen
welke beteekenis in elk bijzonder geval aan het woord ham mag worden
toegekend. Eene, stellig slechts onvolledige, verzameling van zulke namen
vindt men bij MULLER in Tijdschr. 15, 12—14. — „Buurt, buurtschap" schijnt
wel de beteekenis te zijn van ham in: „borgermeyster, hammeyster, lat.
burgimagister", Teuthon. 60 b; tenzij men hier eene schrijfof drukfout voor
hammeymeyster mag onderstellen.
Samenst. (in de meest oorspronkelijke bet.) In-, uitham (zie die woorden).
— Als tweede lid. Wide-, wilgenham (zie onder 2).

and for inham in the WNT:

*INHAM*, znw. m. Uit In, bijw., V, 3, A) en Ham, 1ste art.
1) In het land inspringend, inloopend gedeelte van eene zee, een meer, eene
rivier enz. || Inham der zee ... Sinus maris, litus incurvum mare
amplectens, KIL. — (Sy) en kenden ... het lant niet: maer sy merckten eenen
sekeren inham die enz., Hand. 27, 39 (gr. cólpon). Twas een grooten Inham,
also dat men wel vier mijlen t' Zeewaert in moeste seylen eer men boven de
hoeck quam, O.-I. e. W.-I. Voyag. 1, 69 a. In sekeren inham van de strand,
CATS 1, 168 a. Het gantsche lant is vol Meyren, inhammen van de Zee, en
broecken, N. Werelt 1, 33 a. In eenen diepen inham (lat. in secessu longo)
leit een plaets, daer enz., VONDEL 5, 142 (verg. Hier schiet een inham diep
naer binnen, 8, 282). Een kleinen inham, die 't water ... gemaakt hadde
tusschen de lieve groente in, V. HEEMSKERK, Arc. 11. Dat ... in een sandige
inham ... gevonden hadden een schuytjen met 2 riemen, V. RIEBEEK, Dagverh.
3, 248. De Ruiter ... ging ... in een anderen inham der zelve haaven of
zeeboezem ... leggen, BRANDT, De Ruiter, 131. Alle deze visschen worden ...
gevangen in zekeren inham van de Rivier of staende water, DE BRUYN, Reizen
2, 16 a. De Stadt, aen een Inham ... der Zee gelegen, SCHOUTEN, Voyagie 1,
290. Hij (naderde), binnen weinige minuten met de slingerende ... schuit,
bij eenen kleinen inham, LOOSJES, Lijnsl. 1, 396. Op Schotlands oostkust ...
ligt aan een inham het vlek St. Andrews, VISSERING, Herinn. 3, 149. Het
schip liep den kleinen inham binnen, SLEECKX 14, 327.
2) Inspringende hoek. || Dat land vormde een inham, die als een doode hoek,
door verloop van tijd meer en meer moest aanslibben, G. DE VRIES, Holl.
Noorderkw. 25.
— Als technische benaming voor zulk een hoek aan plantendeelen. || Wanneer
een deel (van een plant) aan zijnen omtrek door groote indeelingen is
verdeeld, noemt men de dus gevormde stukken ... lobben ...; de ruimten
tusschen deze heeten inhammen of insnijdingen, V. HALL, Landh. Flora, 296.
3) Binnenwaartsche bocht. || Daar anders de kogel een cieraad aan den inham
van het gewrigt (aan den hoef der paarden) is, BERKHEY, N. H. 41, 201.
4) In toepassing op een (doodloopend) slop. || Het Oude of Falie-Begijnhof
..., zijnde nu niet meer dan een Slop ofte Inham rondtsom met woonhuysgens
beset hebbende een oude vervallen put in 't midde, V. BLEYSWIJCK, Beschr. v.
Delft, 307.
5) Bij DE GROOT, Bewijs 33, in toepassing op den toegang tot het
gehoororgaan, den gehoorgang. || Dat hy (t. w. Jezus) van 't verstopte hooft
het welke noit en hoorde d'Inham geopent heeft alleen met enkle woorden.
Afl. (in de bet. 1—3) Inhamig, van inhammen voorzien, met inspringende
gedeelten („En staet in het Raei-Recht voor af te letten, of het Landt
(oeverland) is rechtsnoerig of inhamig," Geld. Placaatb. 3, 286 (aº. 1715).

4 - In French

I guess in French placenames there could be a link to "hameau" in some
cases.

My "Robert Étymologique" gives for
*HAMEAU*:
XIIIe s. l'anc. franc. "*ham*" village conservé en toponymie du frq "*haim*"
maison.
[Comment: Robert could be wrong with his link to "haim", while not
considering "ham" as origin]

Similarely Larousse, "Dictionnaire de l'ancien français" gives:
*HAM*
n.m.; francique "haim", même sens
1. village
2. Chaumière
-> *HAMEL* 1265
--> *HAMELET* xiiie s.: hameau, petit hameau

Regards,
Roger
-------------- next part --------------
An HTML attachment was scrubbed...
URL: <http://listserv.linguistlist.org/pipermail/lowlands-l/attachments/20070715/3edd3270/attachment.htm>


More information about the LOWLANDS-L mailing list