LL-L "Etymology" 2003.03.17 (03) [D/E]

Lowlands-L admin at lowlands-l.net
Mon Mar 17 20:33:11 UTC 2003


======================================================================
 L O W L A N D S - L * 17.MAR.2003 (03) * ISSN 189-5582 * LCSN 96-4226
 http://www.lowlands-l.net  * admin at lowlands-l.net * Encoding: Unicode UTF-8
 Rules & Guidelines: http://www.lowlands-l.net/rules.htm
 Posting Address: lowlands-l at listserv.linguistlist.org
 Server Manual: http://www.lsoft.com/manuals/1.8c/userindex.html
 Archives: http://listserv.linguistlist.org/archives/lowlands-l.html
=======================================================================
 You have received this because you have been subscribed upon request.
 To unsubscribe, please send the command "signoff lowlands-l" as message
 text from the same account to <listserv at listserv.linguistlist.org> or
 sign off at <http://linguistlist.org/subscribing/sub-lowlands-l.html>.
=======================================================================
 A=Afrikaans Ap=Appalachian B=Brabantish D=Dutch E=English F=Frisian
 L=Limburgish LS=Lowlands Saxon (Low German) N=Northumbrian
 S=Scots Sh=Shetlandic V=(West)Flemish Z=Zeelandic (Zeêuws)
=======================================================================

From: Roger Thijs, Euro-Support, Inc. <roger.thijs at euro-support.be>
Subject: LL-L "Etymology" 2003.03.17 (01) [E]

> From: Andrys Onsman <Andrys.Onsman at CeLTS.monash.edu.au>
> Subject: LL-L "Etymology" 2003.03.16 (03) [E]
> Re Ekster

In my West-Limburgish (Vliermaal) we use "ekster" as in Dutch.

Below: from the WNT (Woordenboek der Nederlandsche Taal) CD-ROM
1. aakster
2. aakster (suppl.)
3. ekster
4. eksteroog:   corn

Regards,
Roger

1.
AAKSTER, znw. vr., mv. aaksters; oudere en meer oorspronkelijke, doch minder
gebruikelijke vorm voor EKSTER: zie ald. ||
De Snip en Aecxster, Meeu en Spreeu En bonte Kraey, een sot geraes: Die
picken op dat ydel aes. VONDEL 2, 571.

2.
AAKSTER, (Supp.) znw. vr. Bijvorm van ekster, nog thans gebruikelijk in
Oost-Friesl. (naast vormen met „umlaut"), Gron., Drente, Friesl., N.-Holl.
en Vlaand. (aldaar ook akster), en vroeger eveneens in Z.-Holl. bekend (zie
HEEROMA, in Tijdschr. 58 [1939], 207 noot). Men verklaart dezen vorm uit een
stam *a&zyogh;astriôn- (verg. OS. agastria vr.) naast ekster uit
*a&zyogh;istriôn-. Zie verder FRANCK-V. WIJK en, over de veelheid van vormen
en mogelijke verwantschap met eg, V. HAERINGEN, Suppl. [V. L.].
Deze vorm wordt vermeld door JUNIUS, Nomencl. 48 a („Pica ... B. Exter, oft
aexter" [1567] en KIL. („Holl." [1599]).
Samenst. Aaksteroog (JUNIUS, Nomencl. 308 a); eikel-, hout-, schat-,
zeeaakster (zie bij het eerste lid); boschaakster (zie bij het eerste lid,
Suppl.); scholaakster (zie op SCHOLEKSTER).

3.
EKSTER, znw. vr. Mnl. exter, mnd. hëgister, heister. Voor den bijvorm
AAKSTER, zie ald. en voor verwante vormen FRANCK-V. WIJK.
1) Naam van de vogels van het geslacht Pica Briss., inzonderheid van die van
de inheemsche soort Pica pica L. || Al waren ... alle exteren papegaeyen,
Leuv. Bijdr. 4, 261. Gerre, gerre, dat is der exteren reyen, 4, 347. Die
boertery van d'Exter, die onder de Paeuwen met geleende veeren dacht te
proncken, VONDEL 1, 344. Hoe wert-er nu ter tijd geleeft? Men beveelt den
haes het vendel; men gheeft den ezel de harpe; men zet de exter nevens de
nachtegael, om te zingen, DE BRUNE, Bank. 1, 127. Dat ... het getal vande
Exters alomme binnen den selven onsen Lande merckelijck (toeneemt) ..., daer
door ... excessive schade aen 't Gewasch toe ghebracht (wordt), Gr.
Placaatb. 2, 2461 (aº. 1656). De ekster spot ermeê, van verre: „Rekke,
rekke, rekke!" zegt zij, DE MONT en DE COCK, Vl. Vert. 70.
— Praten —, klappen —, babbelen als een ekster (CORN.-VERVL. 1675).
— Stelen als een ekster (CORN.-VERVL. 1675).
— De ekster kan het hippelen niet laten, de natuur gaat boven de leer.
Verouderd. || Wat vanden Extre komt ken 't hippelen niet laten, Van woorden
was me moer, van klaphout was me vaer, En daerom hang ick oock van woorden
an malkaer, COSTER 469. Dat (naar 't gemein spreekwoord) de exter haar
huppelen niet en zal agterwegen blyven (als wezende zy luiden van over
ettelyke 100 jaaren gewoon, hun met rooven te erneren), bij VALENTIJN, O.-I.
II, 2, 41 b (aº. 1618). Wie kan de exter het hippelen ontleeren; en de
hoenders het schrafelen verbieden? DE BRUNE, Bank. 1, 277.
— Hierin heeft geen ekster gekakt, dit smaakt voortreffelijk. Verouderd ||
Genoegh van 't Muyltje gebleet en gesnackt; Siet vrienden, hier in heeft
geen Exter gekackt. Dit is de Gesontheyt Van die 't op de grondt leyt, V.
OVERBEKE, Rymw. 226.
— Hij heeft van een ekster gegeten, van een praatziek persoon. Verouderd
(SARTORIUS, Adag. III, 4, 81).
— Het is te laat zei de ekster, en zij had de bout in haar gat. Verouderd
(SARTORIUS), Adag. II, 9, 81; DE BRUNE, Spreekw. 329).
— Ook in de aanhaling schijnt eene spreekwoordelijke uitdrukking gebruikt te
zijn. || Je hebt in geen thien jaar waarheit gezegt, of daar is een Exter
(die dus eigenlijk gesproken had?) uit jou neers gevloogen, Gew. Weuwenaar
3, 16.
2) Met een of andere toevoeging als benaming voor andere vogels. Verg. ook
de samenst.
a) Spaansche ekster, benaming voor de Vlaamsche gaai, Garrulus glandarius L.
(ALBARDA, Vogels 9).
b) Halve ekster, benaming voor de klapekster, Lanius excubitor L. (ALBARDA,
Vogels 10).
c) Ekster van Antwerpen, in Limburg benaming voor de klapekster (ALBARDA,
Vogels 10).
Afl. Eksterachtig („Ge zijt altemaal van de spanader gesneden, ...
eksterachtige maagdekens!" CONSC. 4, 379 b); ekstersch, zeer ongewoon („Eer
men nog ... In het Fransche woordgezwets Op zijn extersch medeklapte", BILD.
12, 328).
Samenst. — 1) Als tweede lid in Broek-, hout-, klap-, klei-, kluit-, schol-,
slijk- steen-, tuin en zeeëkster (zie die woorden of het eerste lid).
2) Als eerste lid in Eksteroog (zie ald.) en verder o. a. in
— Eksterei.
— Eksterdans, op de hurken springen. Plaatselijk in Z.-Ndl. (DE COCK en
TEIRL., Kindersp. 1, 289).
— Eksternest. || Trauwjer eene wel ter taele, Lieven Heere wat een quaele!
Ghy mocht willen dat ghy waert Met een Exter-nest ghepaert, GHESCHIER,
Proefst. 265. Exter-nesten met jonge Exters daer inne, Gr. Placaatb. 2, 2461
(aº. 1656). Zoo gij, wepel, nen overjaarschen aksternest entwaar nog hangen
vindt, GEZELLE 6, 285. Een grooten abeelboom ..., waarin een eksternest
stond, LOVELING, Idon. 56.
In de aanhaling beteekent teenen exteren neste komen blijkbaar: aan den dag
komen, uitgebazuind worden. || Tsal noch al comen teenen exteren neste. Goey
herten, en twijfelt niet ... De waerheyt salt al verwinnen int leste, A.
BIJNS 52.
— Eksterspecht, in N.-Holland benaming voor de groote bonte specht,
Dendrocopus Maior L. (ALBARDA, Vogels 44).
— Eksterspijn, in de aanhaling: het niet kunnen spreken. || Moer, docht ik,
je hoef geen Aexsters pijn uit te staan; want klappen hebje niet gebrek,
WALTES, Bedr. Gier. 8.
— Eksterveer.

4.
EKSTEROOG, znw. onz. Mnl. exteroge. Uit Ekster en Oog.
1) Eeltachtig gezwel op de teenen, likdoorn. Verg. hd. hühnerauge, eng.
crow's eye. || Voeten vry en handen Van Exteroogh en Gicht, HUYGENS 1, 418.
De enge schoenen wrongen hem de dikke exter-oogen, VALENTIJN, Ovid. 3, 31.
De jicht bleef noch al in een kleyn plaetsje aende bal van mijn rechter
voet, brande mij gelijck bijnaer een exteroogh, C. HUYGENS Jr., Journ. 1,
243. Schoenen die te naauw zyn en exter-oogen veroorzaaken, DOEDYNS, Merc.
2, 714. Noem je dat confortable, een trap op je eksteroogen te krijgen? K.
Zev. 2, 8. Een sterveling heeft allicht een paar krupties, eksteroogen
bijvoorbeeld, J. V. RIJSWIJCK Jr. 1, 290. Wies had eksteroogen. ... Aan haar
wijze van loopen ... kon je ... merken dat de ... laarzen niet gemakkelijk
zaten, FALKLAND 1, 137.
— Men brengt verhoogde pijnlijkheid van eksteroogen in verband met het weer.
|| De knaap ... voorzei uit de Nevelen, de Winden en Stormen, eer zy op
quamen; misschien met behulp van zyn exter-oog, DOEDYNS, Merc. 2, 611.
— Een eksteroog in zijn keel hebben, sterk drinken, een dronkaard zijn. In
Z.-Ndl. (CORN.VERVL.).
2) Benaming voor het driekleurig viooltje, Viola tricolor L. (HEUKELS,
Volksn.).
3) In Z.-Ndl. benaming voor schitterende plekjes in het soldeer, wanneer dit
niet genoeg tin bevat (V. HOUCKE, Loodg.).
Samenst. Eksteroogenpleister; -snijder („Kwakzalvers, waterschouwers,
tandentrekkers en eksteroogensnijders, CONSC. 2, 263 a); -wee, eenmaal
aangetroffen („Noch zijn de mossels me'e Goet, voor exteroogen-wee", V. D.
VENNE, Sinne-mal 97 b); -zalf.

==================================END===================================
* Please submit postings to <lowlands-l at listserv.linguistlist.org>.
* Postings will be displayed unedited in digest form.
* Please display only the relevant parts of quotes in your replies.
* Commands for automated functions (including "signoff lowlands-l") are
  to be sent to <listserv at listserv.linguistlist.org> or at
  <http://linguistlist.org/subscribing/sub-lowlands-l.html>.
 =======================================================================



More information about the LOWLANDS-L mailing list